Inleiding
Na negen jaar de uitdrukking Festina Lente als thema van mijn kerst-en nieuwjaarskaarten te hebben gebruikt, werd het tijd voor wat anders. Vandaar dat ik vanaf december 2004 deze verkenning van de weg van de dwaasheid of wel Via Stultitiæ ben begonnen.
NB de kaartteksten zijn ongewijzigd overgenomen behoudens een aantal gecorrigeerde spelfouten. Ook de vrijwel identieke inleidingen heb ik laten staan.
Januari 2013, Kees Verduin

Prettige Feestdagen en volg ook een eigen pad in een Voorspoedig 2005

Via Stultitiæ: deel 1

Hoewel het gezegde Festina Lente, Sed Festina nog steeds actueel blijkt te zijn, is het, na negen jaar, tijd geworden voor een nieuw thema: de weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ.
De afbeeldingen komen dit jaar uit de Lof der Zotheid van Desiderius Erasmus (de pelgrim) en uit het Narrenschip van Sebastian Brant (de nar). Het Narrenschip bevat, sinds de eerste editie uit 1494, afbeeldingen van bijvoorbeeld Albrecht Dürer. De Lof der Zotheid daarentegen kwam in 1511 zonder illustraties uit, en moest tot 1515 wachten op het talent van de jonge Hans Holbein jr.
De voorkant van de kaart toont een nar die duidelijk van de weg geraakt is. Geen makkelijke weg overigens: een slingerweg met keien. Het gras in de berm lijkt zachter en aangenamer toeven. De nar kijkt naar een zogenaamde handpaal die langs de weg staat. Merk op dat er maar één richting wordt aangegeven, zonder indicatie waarheen. De toevoeging van een kapelletje met kruisbeeld zou kunnen betekenen dat het geen willekeurige richting is. Doet de nar er echter wel zo verkeerd aan om de weg te verlaten?
In dit verband is het woord deviant (letterlijk 'van de weg' zijn) interessant. Vanuit het idee van een juiste norm (i.e. een weg) heeft deviant een negatieve betekenis. Maar wat als de norm niet de juiste is? Een deel van de devianten van toen staat nu te boek als de grondleggers van onze huidige wetenschap en samenleving.
De pelgrim, aan de achterkant van de kaart, lijkt ook de aanwijzing van een handpaal op te volgen. Erasmus ziet hierin echter niet een godvruchtig man, maar juist een onverantwoordelijke dwaas die gezin, huis, en have aan hun lot heeft overgelaten. Toch volgt de pelgrim netjes de gewezen weg naar de bedevaartsoorden. Maar ook hier kan iedereen zich afvragen of de weg die men denkt te moeten volgen, wel altijd de juiste weg is. Zijn er misschien andere wegen die ook juist zijn?
Dit is geen advies om maar afwijkend te gaan doen, in de hoop later in de geschiedenisboeken te komen, maar wel om de berm en zijpaden, van de weg die je momenteel bewandelt, eens te onderzoeken.
Haal eens voorzichtig één teen van de oude weg en probeer de Via Stultitiæ.


Prettige Feestdagen en oefen uw eerste tong in een Voorspoedig 2006

Via Stultitiæ: deel 2

De weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ is sinds vorig jaar het thema van mijn eindejaarskaarten.
De afbeeldingen komen dit jaar uit de Emblemata van Andreas Alciatus (de staande man) en uit het Narrenschip van Sebastian Brant (de nar op de kansel). Het Narrenschip stamt uit 1494 en is verluchtigd met gravures van o.a. Albrecht Dürer. De Emblemata kwam in 1531 uit met 100 'plaatjes met praatjes' en kende vele herdrukken en uitbreidingen. De Emblemata bouwde voort op de interesse voor betekenisvolle symbolen en was de eerste van een genre waaraan ook Roemer Visser, Joost van den Vondel en Jacob Cats bijdragen leverden.
De voorzijde toont een man, gekleed als geleerde, die voor een boekenstandaard staat. Met één hand op de rug en een vinger aan de lippen, lijkt hij na te denken over de tekst in het boek dat voor hem ligt. De tekst bij de afbeelding maakt duidelijk dat hier iets anders bedoeld wordt. "Wanneer de dwaas zwijgt, onderscheidt hij zich niet van een wijze. Taal en spraak wijzen op zijn dwaasheid". Dus geen geleerde maar een zwijgende dwaas. Het embleem lijkt een variant van het gezegde 'spreken is zilver en zwijgen is goud', maar moet de dwaas wel altijd zijn mond houden?
Erasmus schrijft in zijn Lof der Zotheid "... dat alleen zotten openhartig zijn en de waarheid spreken, een niet te versmaden gave. ... De Wijzen hebben twee tongen ... met de ene spreken ze de waarheid, met de andere zeggen ze wat hun op dat moment goed uitkomt.". Het is hier wel de Zotheid die aan het woord is, vandaar de positieve PR voor de zotten, maar wat is wijsheid?
De tekst die de afbeelding aan de achterzijde vergezelt draait de zaak om: "Wer nit kan by der worheit ston. Der müß den wæg der torheyt gon". Wie de waarheid probeert te verzwijgen, wordt een dwaas: maar dan wel een zwijgende dwaas. Want de dwaas flapt mogelijk de waarheid eruit als hij gaat praten en dat was nu net niet de bedoeling.
Of gaan we toch maar liever met Erasmus 'de waarheid spreken' waarderen als een goede eigenschap, zelfs als het misschien een dwaze is? Oefening baart ook hier kunst. Dien zo mogelijk de waarheid op gekruid met een snufje humor en in kleine porties zodat het niet te zwaar op de maag valt. En als u ziet dat het de ander smaakt... .
Dus leg eens een knoop in uw tweede tong en bewandel de Via Stultitiæ.


Een Aangenaam Gefladder en Gevlieger toegewenst in een Voorspoedig 2007






Via Stultitiæ: deel 3

De weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ is sinds twee jaar het thema van mijn eindejaarskaarten. Thomas van Aquino gebruikte al het idee van een weg van de dwaasheid. In zijn commentaar op de eerste zendbrief van Paulus aan de Corinthiers staat 'Want als jullie op de weg der dwaasheid blijven, dan past het dat ik naar jullie kom met een roede'.
Dwaasheid bestreed men vroeger dus met de roede, waarmee de ouder het kind en de leraar de leerling op het rechte pad hield. Men legde vaak de relatie tussen dwaasheid en kinderen en bestempelde kindergedrag als een vorm van dwaasheid die de volwassene zichzelf moest afleren.
Henrick Bruno, de huisleraar van Christiaan Huygens, schreef op 26 augustus 1639 aan vader Huygens, dat de jongens wel erg enthousiast waren over 'chartis illis quae vocant volatilibus' ('die papieren, die zij vliegers noemen'). Naar Henricks idee ging dat 'gevlieger' ten koste van hun studie.
Vliegeren wordt in verschillende teksten als voorbeeld genoemd van het kinderspel dat een volwassene niet meer betaamt. Jacob Cats bespreekt in zijn Houwelick uit 1624 een prent van Adriaen van de Venne getiteld Ex Nugis Seria (Ernst uit Gebeuzel) waarin kinderen zijn afgebeeld die op het Voorhout te Den Haag spelen. Dit zegt Cats over het vliegeren:

Let op den vlieger van papier, gerezen tot den hemel schier ... maar breekt er dan een dunne snoer, waardoor hij in der hoogte voer ... daar leit dan al die losse vreugd, het scheen weleer een zeldzaam dier en nu en is't maar vuil papier.
De gravure aan de voorkant komt uit Jan Luiken's Des Menschen Begin, Midden en Einde, dat in 1712 verscheen. De koptekst luidt: Houd gy de vlieg by 't lyntje vast, gy maakt u zelfs onnutte last. Eronder gaat het verder:
Gelyk de vlieger in de lucht, Vermaakt, de kinderlyke zucht: Zo hebben alle klein verstanden, De windvang, aller Idelheid, Die als papier verscheurd en slyt, Met grooten iver onder handen.
Ook uitspraken als hoogmoed komt voor de val; wie hoog vliegt, zal laag vallen en het beeld van Icarus die te hoog vliegt en dan neerstort, omdat de zon de was van zijn vleugels doet smelten, laten zich moeiteloos associëren met het beeld van de vlieger.
Maar ... is het ook niet gewoon leuk: rennen met een touw in de hand, tegen de wind in en hopen dat ie het doet. Met een lange fladderende staart met bontgekleurde strikken is de vlieger een draak en ben jij weer een kind.
Dus fladder en vlieger bij tijd en wijle op de Via Stultitiæ.

Prettige Feestdagen en moge uw Molen naar Volle Tevredenheid draaien in een Voorspoedig 2008






Via Stultitiæ: deel 4

De weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ is sinds drie jaar het thema van mijn eindejaarskaarten. Vorig jaar was het thema 'vliegeren': hard rennen en je best doen om een kwetsbare papieren constructie in de lucht te krijgen en daarna daar te houden. Eenmaal boven was dan het probleem hoe het ding weer met zo min mogelijk schade beneden te krijgen.
Ook dit jaar is er de relatie met snelheid en lucht, maar blijft het dichter bij de grond. Het gaat om molentjes die draaien in de wind. 'Met molentjes lopen' betekent vandaag de dag de 'dwaas zijn'. Het gaat hier om voortbeweging door hard te lopen (zie voorkant) of, wat ook wel eens wordt afgebeeld, met het molentje in de hand hard, lopend een stokpaardje te berijden. De aardigheid van dit laatste ontging me enigszins, totdat ik terugdacht aan de kleurige molentjes aan het stuur van kinderfietsen, of de knijper die ratelde tegen de spaken. Het gaat om het draaien en ratelen die de snelheid zichtbaar en hoorbaar maken, terwijl de beweging zelf relatief stil is. Eenmaal in het bezit van gemotoriseerd vervoer, heb je geen extra signaal meer nodig (denk ik). En was vroeger niet het paard de snelste vorm van transport en zou dit dan in de fantasie van een kind, niet het stokpaardje zijn geweest?
De gravure aan de voorkant komt uit Jan Luiken's Des Menschen Begin, Midden en Einde, uit 1712. De begeleidende tekst luidt: De dingen die ons tegen staan, die doen het stille leven gaan. Tegenspoed is misschien louterend voor de ziel, maar er is ook iets voor te zeggen om het waaien van de wind het zware werk te laten doen. Het molentje goed in de wind te houden is al werk genoeg. Of is dit misschien te economisch gedacht?
De afbeelding op de achterkant is geplukt uit Henry Peacham's Minerva Brittana or a Garden of Heroical Devises uit 1612 en heeft als kop 'vanae merces' ofwel 'nutteloze waar': een molentje, stokpaardje, waaier, ratel, kralen, vossenstaart en een aap. Allemaal dwaze zaken zonder nut.
Maar ... moet het allemaal nut hebben? Kan het niet gewoon leuk zijn? Rennen met een molentje in de hand, genieten van het rondtollen van de wieken die versmelten tot een schijf van kleur?
Dus laat ook jouw molentje tollen op de Via Stultitiæ.

Tot slot nog aandacht voor de kalkoen achterop. Deze deed in 1540 zijn intrede in Engeland, was voor Henry Peacham nog een noviteit en is nu, vier eeuwen later, een vast onderdeel van menig kerstdis.

Prettige Feestdagen en knap eens een Uiltje in een Voorspoedig 2009


Via Stultitiæ: deel 5

De weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ is sinds vier jaar het thema van mijn eindejaarskaarten. Vorig jaar was het thema ‘molens laten draaien’: hard rennen en je best doen om de wieken zo snel mogelijk te laten draaien. Dit jaar is het Desiderius Erasmus’ Lof der Zotheid (begin 16de eeuw) dat zowel woord als beeld leverde. Volgens Erasmus leerde men kinderen al dat Stultitiam simulare loco, sapientia summa est. Hij verwijst hier naar een spreuk uit de Moralia van Cato

Insipiens esto, cum tempus postulat aut res;
Stultitiam simulare loco prudentia summa est.
(Moralia Catonis, Lib. II: 18)
(Wees dwaas, wanneer de tijd of zaak dit vraagt;
Dwaasheid voordoen op het juiste moment is de hoogste wijsheid.)
De Moralia met tweeregelige (disticha) levenwijsheden uit de 3de eeuw behoorde eeuwenlang in Europa tot de basisliteratuur van de Latijnse School. Hieruit leerde kinderen hun eerste Latijn. Zo ook de mij dierbare Christiaan Huygens waarover zijn vader noteerde dat hij als negenjarige in het Latijn verkondigde dat 'men met Maert Jacobs niet moest willen redetwisten'. Dit bleek, zo is onlangs ontdekt, een variatie op een stukje Cato waar in plaats van 'Maert Jacobs' een omschrijving voor kletskous stond. Zoals de meeste levenregels, is ook deze niet zonder venijn. Dwaas zijn is prima, maar dan wel op het juiste moment. Wie bepaalt dit? En hoe bepaal je dit? Makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker voor de generaties middelbare scholieren, die de Moralia uit hun hoofd moesten kunnen opdreunen. De voorkant is gebaseerd op één van de pentekeningen die de zeventienjarige Holbein de Jongere in 1516 in een exemplaar van de Lof der Zotheid maakte. De tekst die tot deze tekening inspireerde luidt: Hic somno et otio nihil putat felicius. (Deze hier vindt niets aangenamer dan slaap en ‘otium’?). Drie Nederlandse vertalingen van de Lof der Zotheid geven voor otium respectievelijk 'leeglopen', 'luieren', en 'nietsdoen'. Otium kan echter ook slaan op de (vrije) tijd die aan studie wordt besteed. Erasmus wist dit zeker, maar of de jonge Holbein hiervan op de hoogte was? Hoe het ook zij, in deze jachtige tijd zal elke vorm van niet-actief zijn als dwaasheid of verspilling van tijd worden beschouwd. Maar een blik op de slaper suggereert dat het hier om hazeslaapje gaat. De stilte voor de storm? De achterkant toont de titelpagina van een schooluitgave uit 1532 van Cato’s Moralia gebundeld met een aantal andere teksten, en alles ofwel van de hand van of verzorgd door ... Erasmus. Erasmus als begin en sluitstuk. Dus knap eens een uiltje langs de kant van de Via Stultitiæ.

Prettige Feestdagen en laat de Dwaasheid eens leiden in een Voorspoedig 2010


Via Stultitiæ: deel 6

De weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ is sinds vijf jaar het thema van mijn eindejaarskaarten. Vorig jaar was het thema de kunst om zich dwaas voor te doen en het `knappen van uiltjes'. Ook dit jaar leverde Erasmus' Lof der Zotheid (begin 16e eeuw) een afbeelding en de aanleiding voor de tekst.
De voorkant is gebaseerd op een tekening van Hans Holbein de Jongere uit 1516. We zien een weifelende oude man, met de hand op de beurs, die door een narrenkind met kracht wordt beetgepakt en op sleeptouw lijkt te worden genomen. Erasmus' tekst vertelt over wijze mannen als Cicero en Marcus Antoninus, en over hun zonen die, zwak van geest als ze waren, weer ten gronde richtten wat hun vaders hadden opgebouwd.
Maar dit idee gaat wel uit van de superioriteit van de rede, wat in een tijd van rust en harmonie zeker het geval zal zijn. Wat blijft er echter over van die rede in een tijd dat het allemaal niet meer klopt? Indien de vooronderstellingen niet meer geldig zijn, leidt redeneren tot onzinnige resultaten. Dan is het tijd om de hulp van de dwaasheid in te roepen die niet redeneert, maar instinctief een pad van actie volgt dat door ruimte en tijd naar een rustiger plaats leidt.
Men vervalt tot regressief gedrag: een noodprocedure voor een systeem dat stagneert en zich van de buitenwereld afsluit. Wanneer het voor de rede niet mogelijk is om verder te gaan, kan de dwaasheid nog steeds doorgaan en is het de kunst dit ook toe te laten en tegelijk de rede in toom te houden. In een wereld waar de rede heerst, is de dwaasheid onbegrepen en ondergewaardeerd, maar kan in nood een waardevolle steun zijn, vooropgesteld dat men de weg naar de rede weer terugvindt, wanneer de rol van de dwaasheid uitgespeeld is.
De achterkant toont een fragment van de buitenzijde van een 'kruisdraging' van Hieronymus Bosch. Een weergave van de naïeve kinderlijke kracht van de dwaasheid die, gewapend met een lans met een molentje in top en steunend op een looprekje, onbevreesd daar gaat, waar de rede allang heeft afgehaakt.


Prettige Feestdagen en laat de Teugels eens vieren in een Voorspoedig 2011


Via Stultitiæ: deel 7

De weg van de dwaasheid ofwel Via Stultitiæ is sinds zes jaar het thema van mijn eindejaarskaarten. Vorig jaar ging het over de kunst de dwaasheid te volgen als de rede tekort schoot.
De illustratie aan de voorkant komt uit de Emblemata van Andreas Alciatus. We zien een jonge man ondersteboven naar beneden tuimelen en daarboven trekken vier paarden de zonnewagen. De jongeman is Phaëton, zoon van Helios en Rhode. Hij wilde zijn twee zusters bewijzen hoe flink hij was en ontfutselde daarom zijn vader de toestemming om diens zonnewagen te mogen rijden. De jongen verloor al snel de controle over de paarden, verbrandde delen van hemel en aarde totdat Zeus met een welgemikte bliksemschicht deze desastreuze rit beëindigde.
De neiging om zijn hand te overspelen, een stap te ver te doen, grenzen te negeren, is een eigenschap die van alle tijden lijkt. Deze neiging krijgt echter een giftig randje in een context waar zaken als ambitie, competitie en resultaat te serieus worden genomen en de regels te strak zijn. De samenleving die mensen door regels teveel insnoert ontrekt op elk niveau de speelruimte aan het intermenselijke verkeer en verkilt het.
Om ons heen zien we hoe mensen, minder spectaculair dan Phaëton, maar even zo tragisch, elke dag de eigen grenzen negeren, uit vrees te kort schieten in wat anderen van hen verwachten dan wel van hen vragen. Ze gaan gebukt onder de loden last van zelfopgelegde strikte normen en waarden en hun omgeving beschouwt dit als normaal en verwacht ook niet anders meer.
De achterkant is een detail uit een fresco in het Palazzo Vecchio te Florence. Een schildpad, die getrokken en geduwd, voortploetert onder het gewicht van zijn schild. Het is een harnas, een huis en een gevangenis in één. Je zou elke schildpad wel willen zeggen: 'Leg het schild eens even af, laat een moment de teugels vieren en kom wat leuks doen'. Maar of ze het willen horen? En of ze het durven?


Prettige Feestdagen en pak de Gelegenheid bij het haar in een Voorspoedig 2012


Via Stultitiæ: deel 8

De wegen van de dwaasheid ofwel Viæ Stultitiæ zijn sinds zeven jaar het thema van mijn eindejaarskaarten. Vorig jaar was het thema de kunst om bij tijd en wijle de teugels te vieren.
De voorkant is ontleend aan Otto Vænius' Q. Horatii Flacci Emblemata dat voor het eerst in 1607 uitkwam. Het boek bevat gevleugelde uitspraken die met citaten uit Horatius' werk (en van andere auteurs) worden toegelicht. Elke uitspraak gaat vergezeld van een paginagrote illustratie. Op pagina 66 vindt men de uitspraak "Amant alterna Camoenæ", "de muzen houden van afwisseling" uit Virgilius' Ecloge III:59. De illustratie op pagina 67 prijkt op de voorkant van deze kaart.
We zien hoe Pallas Athene, in wapenrusting en met uiltje aan haar voeten, door een kind in contact wordt gebracht met Occasio, de gevleugelde gelegenheid die kaal van achteren is. Occasio biedt een lange haarlok aan Athene aan als blijk van goede wil. Het kind draagt een narrenkap en symboliseert de dwaasheid. Je moet niet doen wat verstandig lijkt, maar wat verstandig is gegeven het moment. En als het moment om verandering (en / of ontspanning) vraagt, moet je een geboden gelegenheid te baat nemen. Niets meer en niets minder, maar wel alert blijven.
Een exemplaar van deze editie bevond zich in de bibliotheek van Constantijn Huygens Sr. De invloed ervan op zijn zoon Christiaan Huygens blijkt uit een voorval uit 1638 dat door de trotse vader werd genoteerd.

Op een ander tijd van mij gevraeght, an studere mallet semper, an ludere,2 antwoorde mij met een bevallickheit, Amant alterna Camoenae, pater ende diergelijcke rencontres vonde men vele in haer van daghe te daghe.
Achterop de kaart staat de titelpagina van Huygens' exemplaar met zijn motto Constanter net boven het portret van Horatius. Links en rechts staan de getallen 16 en 13, samen het jaar waarin het boek in Huygens' bezit kwam: 1613, hij was toen 17 jaar.
2of hij liever altijd wilde studeren of spelen.