Nieuws uit Afrika

o o o

Al duizenden jaren wordt de mens heen en weer geslingerd tussen enerzijds de fascinatie voor het eeuwige leven en jeugd en anderzijds de angst voor de dood en wat daarna komt: niets, hemel, hel of vagevuur? Met alle mogelijke middelen wordt geprobeerd om het verouderingsproces te vertragen, de uiterlijke verschijnselen te maskeren, dan wel de dood te slim af te zijn. De middelen die hiertoe ter hand worden genomen, zoals: face lifts, liposuctie, hormoonbehandelingen en als ultiem middel, het bevriezen van een deel van het lichaam, zijn bijna de gewoonste zaak van de wereld geworden. Maar ook vroeger dacht men al na over het ouder worden en alles wat daar mee samenhing. Kun je de allesverslindende tijd om de tuin leiden? En zo ja, tegen welke prijs?

o o o

Kees Verduin

o o o

Welke wegen staan ons open om ons leven te verlengen? Volgens sommigen kan de mens voortleven via zijn nageslacht, dat de genen weer doorgeeft aan volgende generaties. Volgens anderen leeft de mens voort in zijn daden, zijn artistieke creaties en zijn gedachtegoed. Last, but not least, kun je natuurlijk ook voortleven door simpelweg niet dood te gaan. En op die laatste mogelijkheid wilde ik in deze column wat dieper ingaan.

De jonge Thomas Browne moet niets van een lang leven weten. “I do not envy the temper of crows and daws, nor the numerous and weary days of our fathers before the flood” (Religio Medici I, 41). Kraaien bleken vroeger bekend te staan om hun lange levensduur. Adam werd volgens de bijbelse geslachtsregisters 930 jaar oud, de spreekwoordelijke Methusalem bereikte een leeftijd van 969 jaar en Noach was 600 jaar tijdens de zondvloed en leefde daarna nog 350 jaar. Methusalem zou zowel Adam als Noach gekend en gesproken kunnen hebben. Adam stierf namelijk pas toen Methusalem 243 jaar oud was en Methusalem stierf in het jaar van de zondvloed. Hij stierf niet door verdrinking zoals iedereen, die op dat moment niet aan boord van de Ark van Noach zat, maar volgens de overlevering werd de zondvloed tot een week na zijn dood uitgesteld. Flavius Josephus beschrijft in zijn Joodse Oudheden dat deze hoge leeftijden ‘nodig’ waren om de loop van de sterren te kunnen vaststellen en dat men zo oud werd vanwege de kwaliteit van het voedsel in die dagen.

Op latere leeftijd beschrijft Browne de gewenste eigenschappen van een ‘historicus’, als ook de problemen die een dergelijke ‘historicus’ kan ondervinden. “He is like to be the best Judge of Time who hath lived to see about the sixtieth part thereof ”. Volgens een overgeleverde profetie die toegeschreven werd aan de profeet Elia, zou de wereld niet ouder dan 6000 jaar worden, zodat in het voorgaande citaat een leeftijd van ongeveer 100 jaar wordt bedoeld. Uit het werk van Thomas Browne blijkt dat het beeld dat hij had van zijn eigen toekomst en dat van de wereld sterk gekleurd werd door deze profetie.

Persons of short times ...Know not singularities enough to raise Axioms of this World: but such a compass of Years will show new Examples of old Things, Parallelisms of occurrences through the whole course of Time, & nothing be monstrous unto him; who may in that time understand not only the varieties of Men, but the variation of himself”. Door alles wat zo’n 100-jarige heeft meegemaakt, is hem of haar niets meer vreemd. Maar zo oud worden heeft een prijs, zoals uit het vervolg blijkt: “He may have a close apprehension what it is to be forgotten, while he hath lived to find none who could remember his Father, or scarce the friends of his youth.... His Progeny may never be his Posterity; he may go out of the World less related than he came into it, and considering the frequent mortality in Friends and Relations, in such a Term of Time, he may pass away divers years in sorrow and black habits, and leave none to mourn for himself...” (Christian Morals III, 22). Uiteindelijk blijft deze persoon alleen achter en overleeft zelfs het eigen kroost. Dit was volgens een overlevering ook de reden voor koning Salomo om niet het eeuwige leven te wensen.

Jonathan Swift vertelt in het derde boek van Gulliver’s Travels hoe Gulliver in gesprek raakt met een bewoner van het eiland Luggnugg. Deze vertelt “... that sometimes... a Child happened to be born ... with a red circular Spot in the Forehead, directly over the left Eyebrow, which was an infallible Mark that it should never dye. ... he did not believe there could be above Eleven Hundred Struldbruggs of both Sexes in the whole Kingdom”. Gulliver is verrukt over wat hij hoort over deze Struldbruggs en begint op verzoek van de spreker te filosoferen over hoe hijzelf als onsterfelijke zijn leven in zou richten. In al zijn enthousiasme vergeet hij echter... “That the System of Living contrived by me was unreasonable and unjust, because it supposed a Perpetuity of Youth, Health, and Vigour,.... That the Question therefore was not whether a Man would choose to be always in the Prime of Youth, attended with Prosperity and Health, but how he would pass a perpetual Life under all the usual Disadvantages which old Age brings along with it”. Onsterfelijk zijn betekent voor de Struldbruggs dus niet eeuwig jong blijven, maar integendeel, steeds ouder worden zonder ooit te sterven. “The Reader will easily believe, that ... my keen appetite for Perpetuity of Life was much abated. I ... thought no Tyrant could invent a Death into which I would not run with Pleasure from such a Life”.

De wens naar onsterfelijkheid impliceert dus gelijktijdig een wens naar de eeuwige jeugd en gezondheid, maar ook een wens naar het voortbestaan van de wereld. Je wilt heel oud worden, maar wel jeugdig blijven en je wilt niet dat tijdens jouw lange gezonde leven de wereld ineens vergaat. Het verhaal van de Griekse vorstenzoon Tithonos is klassiek in het genre ‘wees voorzichtig met wat je wenst, want het zou wel eens uit kunnen komen’. Eos, de godin van de dageraad, wordt verliefd op de knappe sterveling Tithonos die haar dan vraagt om hem onsterfelijk te maken, zodat ze eeuwig samen kunnen zijn. Tithonos wordt onsterfelijk, maar wordt wel steeds ouder en verschrompelt uiteindelijk tot een sprinkhaan. En zo hopt hij weg uit het leven van de rozenvingerige dageraad. Eenmaal vervulde wensen maak je niet zo eenvoudig meer ongedaan!

De eerste aanwijzing van een dergelijke wens naar het eeuwige leven, vinden we in het ongeveer 4000 jaar oude Babylonische Gilgamesh epos, wanneer Gilgamesh na de dood van zijn hartsvriend Enkidu wordt overvallen door een letterlijke doodsangst. Na een zware tocht met veel psychologische hindernissen komt hij bij de onsterfelijke Utanapisjtim, de Babylonische Noach, die aan Gilgamesh zijn zondvloedverhaal vertelt en hem helpt om een wonderkruid uit de diepte van de zee op te duiken. Op de weg terug naar huis wordt dit kruid op een onbewaakt moment opgegeten door een slang, die hierdoor terstond verjongt en van vel wisselt. Gilgamesh is weer terug bij af, ‘a sadder, but wiser man’.

Magie was vroeger een beproefd middel om weer jong te worden. In Ovidius’ Metamorfosen kunnen we lezen hoe Medea haar aanstaande schoonvader Aeson onder handen neemt. Na een vlucht om de wereld met haar drakenwagen, om de benodigde kruiden te verzamelen, wordt Aesons bloed uit zijn aderen getapt en vervangen door een kruidenbrouwsel. Het effect is verbluffend en de dochters van Pelias, de slechte broer van Aeson, willen een zelfde verjongingskuur voor hun vader. Doch, Medea neemt wraak voor eerder aangedaan onrecht. Ze laat als demonstratie een oude bok in stukken hakken, die in een pot met kokende kruidensoep gaat en voilà een jong geitje is het resultaat. De dochters van Pelias, enthousiast geworden, hakken hun vader in stukken en ook deze gaan in een grote pruttelende pot, maar nu is er geen jonge Pelias... Veel later en ook nu weer om te verjongen, laat volgens een middeleeuws volksverhaal, de magiër Virgilius zich door zijn knecht in stukken hakken. De stukken gaan in een ton die onder een brandende lamp staat, waaruit olie in de ton drupt. Dit moet gedurende een week zo blijven druppen en de lamp moet dagelijks bijgevuld worden. Na een aantal dagen begint men de magiër te missen en wordt de knecht op verdenking van moord aangehouden. Men vindt de ton met de stukken lichaam en ‘alles is duidelijk’. De knecht wordt ter dood gebracht, de resten van de Virgilius worden begraven en Virgilius zelf leeft vandaag de dag alleen nog voort door zijn bekendheid als slachtoffer van zijn eigen hoogmoed.

In onze westerse cultuur worden ouderdom en onsterfelijkheid niet positief beoordeeld. Dit in tegenstelling tot het religieuze Taoïsme dat in de 2e eeuw tot ontwikkeling kwam en waarbinnen onsterfelijkheid als een bijproduct wordt gezien van de geestelijke ontwikkeling tot een perfect mens. Reeds voor die tijd stuurde Ying Zheng, de eerste keizer van China en geobsedeerd met zijn eigen voortbestaan, zijn hofmagiër Xu Fu naar het legendarische eiland Penglai om een onsterfelijkheidselixir te vinden. Pijnboompitten (van een bijzondere pijnboom), goud en cinnaber (kwiksulfide) maken deel uit van de receptuur om onsterfelijk te worden. Er zijn Taoïstische onsterfelijken zoals Quan Zong Li en Lan Cai He, die zouden kunnen vliegen dan wel zich met kraanvogels door het luchtruim kunnen bewegen. Een fragment uit het Dicht van Afscheid van Jiang Yan (444-505) vat dit alles nog eens samen

...
	Ook komt het voor dat
Een hoogstaand heer uit Huayin
	om zijn dieet te volgen terugkeert naar de berg:
Ofschoon zijn techniek al wonderbaarlijk is blijft hij zich oefenen,
	zijn weg is weliswaar reeds stilte - maar nog geen openbaring!
Hij zal waken bij zijn cinnaber-oven zonder op of om te zien,
	door de raffinage in de gouden drievoet zal zijn volharding blijken:
Rijdend op een kraanvogel zal hij stijgen naar het zwerk
	feniksen zal hij mennen om ten hemel te varen -
Zijn kleinste reis: tienduizend mijlen!
	zijn kortste afscheid is voor duizend jaren!
...

(uit: Idema, WI (1993) Spiegel van de klassieke Chinese poëzie.)

o o o

Conclusie: Wie hoog wil vliegen moet een (soms te) hoge prijs betalen.

o o o