De speurtocht naar het oudste Nederlands


Prof.dr. Arend Quak

Haast iedereen kent wel het liefdesliedje Hebban olla uogala., dat rond het jaar 1100 door een West-Vlaamse monnik met heimwee zou zijn opgeschreven in een Zuid-Engels klooster bij wijze van pennenproef. Dit zinnetje is onmiskenbaar Oudnederlands, maar is het ook het oudste bewaard gebleven Nederlands? Prof.dr. Arend Quak weet zeker van niet. Vandaag, 19 februari, houdt hij zijn oratie bij de aanvaarding van de leerstoel Oudgermaanse filologie. In zijn oratie Echt Oudnederlands? ging Quak in op de moeilijkheden die de onderzoeker tegenkomt in zijn speurtocht naar het oudste Nederlands.

Malbergse Glossen
Kenners wisten allang dat de zogenoemde Wachtendonckse Psalmen uit de tiende eeuw een veel betere kandidaat waren, stelt Quak. Maar die teksten zijn een stuk minder poëtisch en daardoor altijd op de achtergrond gebleven. Toch zijn ook die teksten niet de oudste. Die eer komt toe aan de zogenoemde Malbergse


Sint Remigius doopt de Frankische koning Clovis, die in 512 de opdracht gaf de Lex Salica op te schrijven, in de kathedraal van Reims in Noord-Frankrijk. Circa 1500 van een onbekende Franse schilder uit Saint-Gilles.
Glossen in de Lex Salica, een tekst uit de zesde eeuw bewaard in handschriften uit de achtste eeuw. Een zinnetje uit deze glossen - aantekeningen in de kantlijn - werd in een recente discussie in NRC Handelsblad genoemd als het oudste. Vanuit het oogpunt van de mensenrechten bekeken, mag dit zinnetje er zeker ook zijn, betoogt Quak. Het zinnetje Maltho, thi ātōmeo, theo betekent namelijk Ik zeg: ik laat jou vrij, slaaf. Er staat ook nog een variant met het woordje lēto 'halfvrije, laat' in plaats van theo 'slaaf'.

Salische Franken
De Lex Salica is de wet van de Salische Franken die een gebied bewoonden dat zich uitstrekte van Noord-Brabant tot Noord-Frankrijk. De hoofdtekst is geschreven in het Latijn. De glossen waren oorspronkelijk hoofdzakelijk bedoeld voor hen die het Latijn niet machtig waren en soms omdat een bepaalde frase letterlijk zo uitgesproken moest worden om hem rechtsgeldig te maken, zoals in het voorbeeld van het zinnetje Maltho.. De

Oudnederlands
Het is niet zo verwonderlijk dat de glossen door de kopiisten niet werden herkend als de volkstaal van een paar eeuwen eerder of zelfs werden aangezien voor Grieks of Latijn. In hun structuur doen de woorden en zinnetjes inderdaad meer aan het Latijn denken. De periode van het Oudnederlands bestrijkt vele eeuwen, van ongeveer de vijfde eeuw tot omstreeks 1200. Rond deze tijd laten deskundigen meestal het Middelnederlands beginnen. Omdat het Oudnederlands zo lang heeft bestaan, is er allerminst sprake van een eenheid. Net als nu was het Nederlands ook toen een lappendeken van dialecten die in de loop van zoveel eeuwen bovendien een groot aantal aanzienlijke veranderingen ondergingen. De meest in het oog springende verschillen tussen het Oud- en Middelnederlands zijn de afzwakking van de volle klinkers in onbeklemtoonde lettergrepen daga > daghe 'dag' en de overgang van de th-klank (zoals in het Engels) naar d.
Franken romaniseerden echter in hoog tempo. Omdat het Romaans nu eenmaal een veel hogere status had, lieten de Franken hun Germaanse taal vallen. Al gauw werd de betekenis van de glossen door de kopiisten van de tekst niet meer begrepen en verbasterden ze die bij het overschrijven of lieten ze maar helemaal weg. Eén kopiist schrijft dat hij die 'Griekse woorden' maar heeft weggelaten.

Afgrenzing
Die verbastering van de glossen is een van de problemen die de onderzoeker het hoofd moet bieden. Vaak zijn de verbasteringen zo groot (zie kader) dat de identificatie volstrekt niet mogelijk geweest zou zijn, als er maar één handschrift van de tekst zou hebben bestaan. Een ander probleem is de afgrenzing van de taal van de Lex Salica. In de tijd dat de tekst ontstond was het onderscheid tussen het Fries, het Hoogduits en het Nederlands nog niet zo duidelijk afgebakend, laat staan het onderscheid tussen het Nederlands en het Nederduits

Verbastering
De tien verbasteringen van hetzelfde woord uit steeds een ander handschrift:

  1. chranalteo
  2. rhannechala
  3. char calcio
  4. diram ni
  5. chranchalteo
  6. rhanne chalteo
  7. chramnechalti
  8. chrinne chulti
  9. chranne chalti
  10. chrane calcium

De meeste van deze verbasteringen zijn met goed redeneren wel terug te brengen tot de gereconstrueerde vorm *chrannichaltia ('varken dat binnen een afge­sloten ruimte wordt gehouden') maar het zal duidelijk zijn dat de meeste vormen alleen in relatie tot elkaar te herleiden zijn. Daarom is het ook zo belangrijk dat er meerdere handschriften en dus meerdere vormen beschikbaar zijn.

of Saksisch. Hulpmiddel voor het bepalen daarvan is onder meer de geografie van het gebied waar de Lex Salica is ontstaan; dat ligt grotendeels op grondgebied waar nu (nog) Nederlands gesproken wordt. Een ander hulpmiddel vormen bepaalde woordvormen die in de Lex Salica voorkomen en die niet bekend zijn uit het Fries of het Duits, maar wel uit het latere Middelnederlands.

Gelatiniseerd
Klankleer en de vormleer bieden de onderzoeker nauwelijks houvast, stelt Quak. De woorden zijn meestal in een gelatiniseerde vorm overgeleverd en omdat het merendeel van de glossen bestaat uit losse woorden - voornamelijk zelfstandig naamwoorden - valt er ook nauwelijks iets te zeggen over de grammatica. De conclusie van Quak is niettemin dat de Malbergse Glossen mogen worden gezien als echt Oudnederlands.

Link
Lees ook het interview met Arend Quak in Forum der Letteren

(19 februari 2008/SH)