De dag van... Jan Crijns

‘Flexwerken zit niet in ons dna’

Het Instituut voor Strafrecht & Criminologie is sinds oktober 2018 gehuisvest op de derde etage van het Kamerlingh Onnes Gebouw. Jan Crijns is er wetenschappelijk directeur en hoogleraar straf- en strafprocesrecht. Hij kijkt tevreden terug op het proces en het resultaat van de nieuwe huisvesting. Groot pluspunt: er is meer onderling contact.

9:00 uur

 De dag begint voor Jan met een kop koffie op zijn kamer. Hij beantwoordt deze ochtend eerst een aantal e-mails. “Als leidinggevende heb ik de luxe van een eigen kamer, net als de meeste fullltime hoogleraren. Hier ontvang ik collega’s of studenten die ik met hun scriptie begeleid. Het doel van de herinrichting van dit gebouw was efficiënter omgaan met dezelfde vierkante meters. Het hele gebouw is aangepakt. Binnen bepaalde kaders kreeg elk instituut de ruimte om zijn ‘vlek’ naar eigen inzicht in te vullen. Een belangrijke en gedeelde wens was: als het maar geen kantoortuin wordt.”

10:00 uur

De huisvesting is niet revolutionair veranderd, veel is bij het oude gebleven. Zoals de wandvullende boekenkast. “Juristen omringen zich graag met boeken en naslagwerken. Veel is ook digitaal beschikbaar, maar in dit vakgebied hechten velen aan papier. Net zoals we hechten aan een vaste werkplek waar we ons kunnen concentreren. Flexwerken zit niet in ons dna. De meeste medewerkers binnen ons instituut werken hier fulltime. Vrijwel iedereen heeft dan ook een vaste plek in een kamer die wordt gedeeld met één, twee of soms drie anderen. Vooral docenten met een voltijds onderwijsaanstelling delen een kamer met meerdere collega’s, terwijl we medewerkers die ook onderzoek doen een rustiger werkplek proberen te bieden. Zo moet het ook zijn denk ik: de indeling van de ruimte volgt het type medewerker dat je in huis hebt.”

12:30 uur

Bij de koffieautomaat komt Jan Tineke Cleiren tegen, eveneens hoogleraar Straf- en strafprocesrecht. Ze nemen met een kop koffie plaats aan een van de hoge tafels. “Deze ruimte wordt intensief benut en zorgt voor spontane ontmoetingen, veel meer dan voorheen toen we nog in een lange gang met aparte kamers zaten. Dat geldt ook voor de nis waar we straks gezamenlijk lunchen. Mensen halen buiten of in het restaurant een broodje of nemen hun lunch van huis mee. Dit bevordert het onderlinge contact. Keerzijde is, dat ik minder vaak collega’s van andere  instituten spreek in het restaurant. Studenten zijn ook welkom om gebruik te maken van de plekken op de gang, maar die werken toch liever in de bibliotheek. Alleen ‘s avonds zie je hier nog weleens een verdwaalde student.”

‘Deze ruimte wordt intensief benut en zorgt voor spontane ontmoetingen’

14:00 uur

Na de lunch heeft Jan een overleg met Elina van’t Zand, universitair docent criminologie, met wie hij samen een onderzoeksproject doet. “In onze vorige huisvesting stond er op elke kamer een kleine vergaderopstelling, alleen geschikt voor kleinschalige overleggen. Dat was niet praktisch als collega’s een kamer deelden. Bovendien werden ze vaak niet gebruikt én hadden we schaarste aan grotere vergaderruimtes. De ruimte is nu efficiënter ingedeeld. We hebben keus uit zes vergaderruimtes  van verschillende grootte. Een enorme verbetering.”

17:45 uur

Vandaag had Jan geen colleges. Nadat hij nog een paar uurtjes aan een artikel heeft gewerkt gaat hij op huis aan. “Ik wilde graag met ons instituut naar deze etage, ik zag wel iets in deze brede gang waar we een centrale plek konden creëren om elkaar vaker te ontmoeten. In de praktijk blijkt dat echt goed te werken. Al met al zijn de herinrichting en de verhuizing vrijwel vlekkeloos verlopen. Ik ben blij met het proces en het resultaat, een fijne, rustige, lichte etage waar het ook vaak gezellig is.”

‘Al met al zijn de herinrichting en de verhuizing vrijwel vlekkeloos verlopen’